Databank Effectieve sociale interventies actueler dan ooit

Door: Radboud Engbersen

Tien jaar geleden groeide de behoefte om sociale interventies een meer wetenschappelijke basis te geven. Movisie kreeg de opdracht van het ministerie van VWS om systematisch aandacht te gaan besteden aan bewijsvoering ten aanzien van de effectiviteit van sociale interventies. De oprichting van een databank Effectieve sociale interventies was hier onderdeel van. Radboud Engbersen, expert sociaal domein was vanaf de start betrokken. Met andere betrokkenen kijk hij terug én vooruit.

Wil van der Steuijt was in die tijd werkzaam bij de Directie Maatschappelijke Ondersteuning (DMO). 'Waarom VWS het Movisie-initiatief steunde? De komst van de Wmo in 2007!' Ze vertelt dat een aantal VWS-collega's toen een houding hadden van 'we zijn klaar' nadat de Wmo het staatsblad had gehaald, maar anderen realiseerden zich dat een wet stond of viel met de uitvoering. Gemeenten hadden sterk op de sociale sector bezuinigd en het welzijnswerk stond niet te boek als gezaghebbende professie. Vandaar dat DMO het initiatief van Movisie van harte omhelsde.

Kloof

Er kwam een Wmo-programma Beter in Meedoen dat vanuit VWS werd ondersteund en door het Verwey-Jonker instituut en Movisie uitgevoerd. In het startdocument van dit programma (juni 2008) wordt een programmalijn 'effectieve interventies evidence based' en een digitale databank aangekondigd. Van der Steuijt: 'Dat was hoog nodig!' Ze zag in de jaren erna een groeiende aandacht voor wat werkt en voor kwaliteitsverbetering binnen de sociale professies, mede door de samenwerking met hogescholen in de Wmo-werkplaatsen (tegenwoordig de Werkplaatsen Sociaal Domein). Steuijt prijst 'het sleurwerk' van de betrokken lectoren. Niettemin stelt ze vast dat er een kloof bleef bestaan tussen kennisontwikkeling en de toepassing ervan in de praktijk.

Stimuleringsprogramma

Ze verwijst naar het advies van de Gezondheidsraad Sociaal werk op solide basis uit 2014, gemaakt op verzoek van VWS. Het advies signaleert dat de kwaliteit van de beroepsuitoefening van sociaal werkers achtergebleven is bij de verwachtingen. Vandaar de aanbeveling om de beoefening van het vak naar een hoger niveau te tillen, onder andere door een gerichte investering in een meerjarig, goed georganiseerd stimuleringsprogramma vanuit de rijksoverheid en door een stevige beroepsorganisatie van de sociaal werkers. Van der Steuijt maakte deel uit van de commissie die het advies opstelde. Vlak voor de officiële overhandiging van het advies ging ze met pensioen. Die aanbevelingen zijn tot haar spijt nooit geconcretiseerd, ondanks de enorme relevantie na de decentralisaties in het sociaal domein. Van der Steuijt: 'De noodzaak van investeren in een effectieve eerste lijn is alleen maar toegenomen.'

Fundamentele vragen

Binnen Movisie start onder de vlag van Beter in Meedoen het programma Effectieve interventies in de sociale sector. Adviseur Marijke Booijink staat de beginperiode nog helder voor de geest: 'Het was pionieren.' Alleen het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) en het Centrum Gezond Leven van het RIVM en het ministerie van Justitie bezaten toen een databank effectieve interventies. Ze herinnerde zich nog goed hoe ze met collega's bezig was met fundamentele vragen. 'Is zoiets mogelijk als een databank effectieve sociale interventies? In welke mate wordt er methodisch gewerkt? Wat is een interventie precies en aan welke criteria moeten interventies voldoen om opgenomen te worden in een databank?'

Wat is een interventie precies en aan welke criteria moeten interventies voldoen om opgenomen te worden in een databank?

Thema's anno 2020 nog steeds relevant

Na deze systematische reflectie begint in 2010 de inrichting van de databank. In eerste instantie beschreef Movisie de interventies zelf, later ondersteunde Movisie de interventie-eigenaren bij het maken van de beschrijvingen voor de databank. Andere instituten volgden en gingen databanken van effectieve interventies inrichten, zoals het Kenniscentrum Sport & Bewegen, Vilans, Trimbos-instituut en het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ). Uiteindelijk resulteerden dit in zeven instituten en 10 commissies die volgens dezelfde systematiek interventies beoordelen en periodiek bij elkaar komen. Terugkijkend ziet Marijke Booijink een grote beleidsmatige continuïteit waar het de thema's betreft die belangrijk zijn binnen het sociaal domein, zo wijst ze op maatschappelijke vraagstukken als eenzaamheid en de aanpak van huiselijk en seksueel geweld. Ze waren tien jaar geleden relevant en anno 2020 nog steeds.

Twee uitdagingen

Kijkt ze vooruit dan ziet ze in het bijzonder twee belangrijke uitdagingen voor de databank. De eerste is het adequaat faciliteren van interventie-eigenaren om aan kwaliteitsverbetering te doen, gemeenten en fondsen bieden daarvoor nauwelijks ruimte. Ten tweede zouden maatschappelijke organisaties en lokale overheden veel meer dan nu het geval is de implementatie van beschikbare goed onderbouwde interventies kunnen stimuleren waar het de aanpak van belangrijke maatschappelijke vraagstukken betreft, in plaats van zelf het wiel opnieuw uit te gaan vinden. Gebeurt dat niet, dan blijft de projecten-carrousel zonder wetenschappelijke basis rondtollen.

Trainingen en implementatietrajecten

Dat is niet alleen weinig effectief, zegt oud-Movisie medewerker Astrid Van der Kooij, maar kan ook schade berokkenen aan cliënten en bewoners. Ze wijst op ongelukkige interventies die tot doel hadden eenzaamheid te bestrijden, maar juist contraproductief uitpakten. Astrid van der Kooij heeft mede leiding gegeven aan het programma Effectieve interventies in de sociale sector van Movisie en de databank volwassen zien worden. Ook zij benadrukt het belang van het gebruik van de databank. 'Waar gaat het om? Om het beter worden in de aanpak van sociale problemen.' Dat betekent voor haar twee dingen: gebruikers dienen getraind te worden in het gebruik van interventies en vervolgens moet het worden toegepast. Die toepassing, zeg ze, moet met onderzoek (in de praktijk) begeleid worden, daar is heel veel van te leren. Op studiereis in Scandinavië heeft ze gezien dat dat kan ('Ik was onder de indruk!') en ook in Nederland ziet ze op de terreinen van jeugdzorg en de aanpak van huiselijk en seksueel geweld daar aansprekende voorbeelden van. Ze geeft als voorbeeld het interventieprogramma Krachtwerk dat onder andere breed geïmplementeerd is in de Vrouwenopvang. Alleen, zegt Van der Kooij, wie betaalt die trainingen en de goed begeleidde implementatietrajecten? Ze roept gemeentelijke overheden op hieraan bij te dragen.

Interventies zonder wetenschappelijke basis kunnen contraproductief uitpakken

Vastleggen wat niet werkt

Jan Steyaert was één van de 'sleurende lectoren' waar het de professionalisering van het sociaal werk in Nederland betrof. Nu is hij werkzaam bij het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen en daarnaast verbonden als docent bij de master sociaal werk van de universiteit Antwerpen. Voorheen was hij werkzaam bij de Fontys hogeschool in Eindhoven en was hij voorzitter van de Adviescommissie Effectieve interventies van Movisie in de periode 2012-2015. Hij zegt als Vlaming jaloers te zijn op de databank. 'Ik denk dat elke beroepsgroep die zichzelf serieus neemt op één of andere manier haar beroepskennis moet vastleggen. Zo'n databank geeft een mooi overzicht.' Hij houdt zijn studenten voor dat als je naar de tandarts gaat en deze zegt dat hij 'met zijn persoonlijke professionaliteit effe creatief voor je aan de slag gaat' je snel zijn stoel uitspurt. Voor de databank ziet hij twee uitdagingen. De eerste is vast te leggen wat niet werkt. 'Als je wilt professionaliseren en het kaf van het koren wilt scheiden, benoem ook de interventies die gebruikt worden maar gewoon niet voldoen aan de kwaliteitseisen die je voor je beroepsgroep definieert. Dat is een andere strategie om hetzelfde doel de bereiken.'

Common factors

De tweede uitdaging is om meer serieuze empirische aandacht te besteden aan wat hij common factors noemt, zoals respect hebben voor je cliënt, empathie, niet beoordelend in contact staan en tijd nemen voor relatieopbouw. Hij wijst in dit verband naar de publicatie Wat werkt? (2007) van Sjef de Vries en de discussie die in Nederland naar aanleiding van deze publicatie gevoerd is. In de visie van De Vries zijn het common factors die zorgdragen voor de effectiviteit van het sociaal werk. Steyaert: 'Als je aan de gemiddelde sociaal werker vraagt: wat maakt nu dat je professioneel aan de slag gaat? Dan komen common factors bovendrijven.' Deze non-specifieke, gemeenschappelijke factoren zouden volgens hen de kwaliteit van het werk waarborgen en niet zozeer interventie x, y of z. Steyaert betoogt dat het niet productief is om het belang van common factors tegenover het belang van effectieve interventies te plaatsen. Het is interessant om ze te integreren. 'Ga maar eens als Movisie beschrijven wat 'respect hebben voor je cliënt' is, welke literatuur bestaat daar over, hoe kan je dat met empirisch materiaal hard maken? De common factors zijn met elke interventie te verbinden.' En benadrukt hij: door daar aandacht aan te besteden sluit je ook aan bij wat sociaal werkers ervaren en er in hun beleving professioneel toe doet. Hij vertelt dat hij 24 dagen met corona in het ziekenhuis heeft gelegen ('met alles erop en eraan, coma, noem maar op'). Hoewel medische richtlijnen 'zwaar werden toegepast', heeft hij ondervonden hoe belangrijk die moeilijk te beschrijven aspecten van professionaliteit zijn. 'Ze staan nergens beschreven in een handleiding, nergens beschreven in de opleiding, maar waren naturel bij het zorgpersoneel aanwezig. Een aantal van hen waren was vaktechnisch bezig, maakten nauwelijks oogcontact met mij, keken vooral naar het medisch beeldmateriaal en de monitors, maar anderen gingen voor de minder “professionele” elementen, zoals mijn smartphone terug aan de praat krijgen zodat communicatie met het thuisfront terug kon. Wat is nu kwaliteit van zorg? Natuurlijk de combinatie van beide!'

Het zijn de common factors die zorgdragen voor de effectiviteit van het sociaal werk

Nieuwe machtsverdeling

Anne Goossensen is hoogleraar informele zorg & zorgethiek aan de Universiteit van Humanistiek en maakte net als Jan Steyaert ooit deel uit van de Adviescommissie Effectieve interventies van Movisie. In die tijd kwam ze net als bijzonder hoogleraar in Presentie en Geestelijke Gezondheidszorg aan de Universiteit Tilburg met de vakgroep Zorgethiek mee naar Utrecht. Ze herinnert zich nog goed hoe het paradigma van evidence based werken eind jaren negentig van de vorige eeuw opkwam. Ze vertelt hoe haar toenmalige leidinggevende bij het Trimbos instituut een artikel over evidence based werken op een prikbord prikte en zei dat dat weleens heel belangrijk zou kunnen worden. En daar was geen woord van gelogen. Ze beschrijft hoe dit nieuwe paradigma een nieuwe machtsverdeling teweeg bracht in de zorg en hulpverlening. 'Daarvoor waren experts met jarenlange praktijkervaring, vaak behorend tot een bepaalde school, de autoriteit. Ineens waren dat kenners van effectiviteitsliteratuur, mensen die op de hoogte waren van effectiviteitsonderzoek.' Ofwel: het gewicht van 'praktische wijsheid met een persoonlijk stempel' maakte plaats voor evidence based werken. Ze geeft aan dat deze paradigma-wisseling belangrijke nieuwe kennis heeft opgeleverd. Ze prijst de databank Effectieve sociale interventies. 'Prachtig, gedurfd en gedegen opgezet, nu ook met aandacht voor kwalitatieve onderbouwing.' Maar de radicale kanteling betreurt ze, waarbij de kanttekening past dat in het sociaal werk in tegenstelling tot het domein van zorg en hulpverlening deze scherpe kantteling in veel mindere mate opgetreden is. In ieder geval had ze liever gezien dat het nieuwe paradigma naast het oude een plaats had gekregen omdat beide waardevolle aspecten bevatten.

Compassieparadigma

Elk paradigma reduceert, maar door ze te combineren of te integreren, voorkom je te grote reducties. Ze gebruikt daarvoor de metafoor van het klaverblad. Elk paradigma is een nieuw blad. In haar visie is het evidence based paradigma al een tijdje tanende ('het hoorde bij een bepaald tijdperk'). Alle inhoudelijke implicaties van dit paradigma zijn nu wel grondig uitgewerkt. Ze signaleert een nieuw paradigma in de zorg en hulpverlening. Ze typeert het als het compassieparadigma. Het nieuwste blad aan de klaver. Idealiter, betoogt ze, komt dit nieuwe paradigma niet in de plaats van, maar rijkt ze aspecten aan die in eerdere twee paradigma's onvoldoende aan bod kwamen. 'Zo ontstaat er een opgaande spiraal van kennis.' In dit nieuwe paradigma staat de ontvankelijkheid voor de cliënt centraal. Goed kunnen luisteren, nederigheid en het terugdringen van zelfoverschatting van hulpverleners zijn onderdelen van dit paradigma, dat volgens haar niet alleen in de hulpverlening maar ook voor sociale professies uitermate relevant is. Die nederigheid is, benadrukt ze ook nodig bij het inzetten van de databank in de toekomst: 'Stel je niet als databank te vierkant op tegenover de kleine professional als doorgeefluik. Probeer diens besluitvorming te verrijken, kijk hoe je evidence kennis kan inpassen, maar neem diens praktische kennis serieus en neem aspecten mee van die andere paradigma's.'

Programma Effectiviteit en vakmanschap

We schrijven anno 2020. Al een tijd lang wordt er gespeculeerd over een nieuw wijkenbeleid, te veel buurten en wijken zijn aan het wegzakken. De maatschappelijke gevolgen van de coronacrisis zijn daarbij gekomen. Maatschappelijke vraagstukken als bestaansonzekerheid, eenzaamheid, schuldenproblematiek, samenlevingsopbouw en de aanpak van huiselijk en seksueel geweld zijn actueler dan ooit. We weten veel meer dan 13 jaar geleden wat er wel en niet werkt en we zijn ons ook meer bewust van het belang van common factors. Binnen Movisie is om die reden een breed programma Effectiviteit en vakmanschap ingericht, waar aandacht voor goed onderbouwde interventies en professionele competenties hand in hand gaan.

Onderbenutting

Tegelijkertijd is er nog steeds sprake van een onderbenutting van de kennis die Movisie en collega-instellingen in databanken hebben verzameld en waaraan consequent verder wordt gebouwd. Die kennis komt niet vanzelfsprekend en als vanzelf bij praktijken terecht die er van zouden moeten en kunnen profiteren. Juist nu, nu er veel gevraagd wordt van de veerkracht van wijken en buurten. Juist nu zijn trainingsprogramma's nodig voor beschikbare interventies en adequaat begeleidde implementatietrajecten. Gemeenten en maatschappelijke organisaties investeren daar om allerlei redenen maar in beperkte mate in. De aanbeveling in het advies van de Gezondheidsraad Sociaal werk op solide basis uit 2014 blijft dan ook zeer actueel: investeren in een meerjarig, goed georganiseerd stimuleringsprogramma vanuit de rijksoverheid om een effectieve, kwalitatief excellente eerste lijn te organiseren in het sociale domein.

Dit artikel is een licht aangepaste versie van een artikel dat eerder op socialevraagstukken.nl verscheen.

Foto: 123RF